woensdag 21 april 2010

Actieplan marktonderzoek informatiefunctie


Magnifying Glass
Originally uploaded by athena1970
Ik heb een paar keer overlegd met collega's die verstand van onderzoek en marketing hebben, over marktonderzoek voorafgaand aan het ontwikkelen en uitrollen van producten rond de informatie-dienstverlening van openbare bibliotheken.

In die overleggen kwamen we tot de conclusie:
- Dat er binnen de bibliotheeksector geen eenduidig beeld is welke dienstverlening er bij de informatiefunctie van de bibliotheek hoort
- Dat bibliotheken onzeker zijn over hun rol in het Google-tijdperk
- Dat bibliotheken geen helder beeld hebben van mogelijke dienstverlening aan hun klanten (de eindgebruikers) en van mogelijke dienstverlening aan bibliotheken die ze bij ProBiblio zouden kunnen laten ontwikkelen
- Dat we bibliotheken kunnen vragen wat zij willen, maar dat bibliotheken op die vraag waarschijnlijk niet goed kunnen antwoorden omdat ze het overzicht op die mogelijke producten missen
- Dat we eindgebruikers kunnen enquêteren over hun behoefte aan informatie en informatiedienstverlening, maar dat zo’n globale vraag waarschijnlijk geen bruikbaar antwoord op gaat leveren
- Dat bibliotheken misschien beter kunnen investeren in promotie van de huidige dienstverlening dan in het ontwikkelen van nieuwe producten

Kortom, dat het op dit moment niet goed mogelijk is om een inschatting te maken van de producten die bibliotheken hun eindgebruikers willen aanbieden en van de producten die bibliotheken bij ProBiblio zouden willen afnemen.

Op het gebied van informatiegebruik door eindgebruikers hebben we twee databronnen tot onze beschikking. Ten eerste wordt in Bicat het gebruik van de catalogus gelogd. Er is dus een bestand waarin het zoekgedrag van alle ProBiblio-Bicatklanten vastgelegd is. Analyse van dat bestand geeft vast veel informatie over wat eindgebruikers zoeken. Ten tweede worden ook de uitleningen in Bicat in een bestand gelogd. Het is dus ook mogelijk een analyse te maken van het materiaal dat door eindgebruikers geleend wordt. Een grondige analyse van deze beschikbare gegevens zal ons veel leren over die informatie die door klanten van de openbare bibliotheken gezocht (catalogus) en geleend (transactiebestand) wordt.

Vervolgstappen:

1. Analyse van het catalogusgebruik over 2009 (of april 2009 – maart 2010, als dat mogelijk is)
2. Analyse van het leengedrag over 2009 (of april 2009 – maart 2010, als dat mogelijk is)
3. Formuleren van mogelijke producten die bibliotheken hun eindgebruikers zouden kunnen bieden, en de ondersteunende rol die ProBiblio daarin aan de openbare bibliotheken zou kunnen bieden
4. Toetsen van de geformuleerde visie bij bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland
5. Enquête onder openbare bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland over hun keuzes aangaande de geformuleerde mogelijke producten


Tijdpad:

April : Analyse catalogusgebruik
Analyse leengedrag
Mei : Onderzoeken collectieaanbod
Formuleren mogelijke producten
Juni: Beschrijven huidige informatieprocessen
Enquête onder openbare bibliotheken naar interesse in geformuleerde mogelijke producten
Jul. / Aug.: Productdecompositie + uitwerken deelprojecten

vrijdag 26 maart 2010

Wat is dat eigenlijk, de informatiefunctie van de bibliotheek?


On the dock of the bay
Originally uploaded by Sphinx!
In mijn project over de informatieve functie van de bibliotheek zit een onderzoeksfase. Die fase is inmiddels aangebroken, dus ik ben met mijn collega’s in gesprek over een onderzoek, waarin ik de informatie te weten kom die ik nodig heb. Ik weet wat ik wil weten:
Aan welke informatie hebben klanten en niet-klanten van de openbare bibliotheek behoefte, hoe komen ze aan die informatie, en welke rol zou de bibliotheek bij het vervullen van die informatiebehoefte kunnen spelen?
Welke visie hebben Openbare Bibliotheken op de informatiefunctie van de bibliotheek, over welke onderwerpen willen ze hun (potentiële) klanten informeren en op welke manier willen ze dat doen?
Maar hiermee kan een onderzoeker nog niet zo veel. Na een eerste overleg ben ik naar mijn bureau gestuurd om eerst maar eens te zeggen wat dat nou eigenlijk inhoudt, de informatiefunctie van de bibliotheek.

Die vraag brengt mij in een lastig pakket, want ik had daar liever in dit stadium nog geen uitspraak over gedaan. Ik vind het veel belangrijker wat mijn klanten, de openbare bibliotheken, vinden dat die informatiefunctie inhoudt. Maar kennelijk valt dat niet te onderzoeken zonder eerst zelf te formuleren wat jij vindt dat er onder valt. En hoezeer ik ook een hekel heb aan het bij voorbaat in een stramien drukken van een onderzoek, er zit ook wel iets in. Ook in de natuurwetenschappen is het zo dat je, om goed onderzoek te kunnen doen, een hypothese moet formuleren. Je kunt dan vervolgens in een onderzoek bepalen hoe waarschijnlijk het is dat de hypothese juist is, en hem dus op basis van onderzoek valideren of falsifiëren.

Maar dat brengt me terug bij de vraag: was is dat, de informatiefunctie van de bibliotheek. En dan kom ik tot een vrij elementaire opsomming:

Het selecteren van een informatieve collectie.
Het ontsluiten van die collectie.
Het beschikbaarstellen van die collectie.
Het bevorderen van het gebruik van die collectie.
Het ondersteunen van klanten bij het gebruik van die collectie.

Informatieve collectie
Natuurlijk zijn er romans die je meer over de psychologie vertellen dan een dik leerboek. En natuurlijk zijn er romans die je meer over de Russische cultuur vertellen dan een reisgids ooit kan. Maar voor de afbakening beperk ik me bij de informatieve collectie tot die bronnen die de werkelijkheid beschrijven, en sluit ik dus de fictie uit. Maar bij een collectie denk ik niet alleen aan boeken, zelfs niet alleen aan uitleenbare materialen zoals hoorcolleges, informatieve dvd’s of cd-rom’s. Bij de informatieve collectie denk ik ook aan databestanden die door de bibliotheek verworven zijn. Zij het landelijk, zij het via contacten met lokale of regionale organisaties. En ik denk ook aan de informatie die op websites te vinden is, zelfs als die vrij op internet beschikbaar is. En onderdeel van de informatieve collectie is ook de kennis die in de hoofden van mensen zit. Dus ook de titelkennis van een inlichtingenmedewerker die precies weet welk boek je moet lezen als je alles van Dan Brown uit hebt, en ook de kennis van een spreker die een lezing geeft over bonsai of van een jongerenwerker die het JIP bemenst.

Selecteren
De waarde van de bibliotheek zit voor een groot deel in de selectie van de collectie. Doordat de bibliotheek uit het enorme aanbod een selectie maakt op basis van actualiteit, populariteit en/of kwaliteit helpt zij haar klanten de weg te vinden uit de infobesitas. Die selectie kan plaatsvinden doordat besloten wordt een fysiek exemplaar wel of niet aan te schaffen, maar zal steeds vaker de vorm krijgen van het selectief aanbevelen van materiaal dat digitaal of in andere vorm beschikbaar is.

Ontsluiten
Je hebt natuurlijk niet veel aan een prachtige geselecteerde en beschikbaargestelde collectie als je er niets in kunt vinden. De ontsluiting, het vindbaar maken van de informatieve collectie is dus ook een belangrijk aspect van de informatieve functie. In eerste instantie gaat het dan om de catalogus, waarin je als klant kunt zoeken of er informatie over een bepaald onderwerp in de collectie is. En bij een heterogene collectie, bestaande uit uitleenbare materialen, downloadbare e-books, betaalde en gratis databestanden is het van belang dat je een catalogus hebt die die rijke collectie in zijn geheel ontsluit. Dus geen aparte catalogus voor de eigen boeken, een extra catalogus voor iets wat niet in onze bibliotheek is maar wel uit de naburige stad gehaald kan worden en een derde ingang voor de linkenverzameling van de bibliotheek, maar een geïntegreerde catalogus voor al deze informatiebronnen. Waarbij het natuurlijk van belang is dat je ontsluiting naadloos aansluit bij je beschikbaarstelling. Dus bij voorkeur 1 keer inloggen en vervolgens vanuit de catalogus direct toegang tot alle digitale informatie, en bij voorkeur niet alleen in de bibliotheek, maar ook op andere plaatsen.

Beschikbaarstellen
Nauw verbonden aan het selecteren van informatie is het beschikbaarstellen. Dat de bibliotheek de informatie aanbeveelt is prettig, maar een klant wil die informatie vooral graag makkelijk kunnen gebruiken. Het opnemen van informatieve materialen in de collectie en het laten raadplegen en uitlenen van materiaal zijn de traditionele vormen van beschikbaarstelling. Ook het bieden van de mogelijkheid om materiaal vanuit het netwerk van openbare bibliotheken te reserveren is een gangbare vorm van beschikbaarstelling. En het verkopen van een kaartjes voor een lezing is ook een vorm van beschikbaarstelling. Maar steeds vaker zal het gaan om het aanbieden van digitale bestanden (databestanden, websites, e-books, de opname die van een lezing gemaakt is), en steeds vaker zal het gaan om het faciliteren van de toegang tot die informatie met behulp van IP-herkenning, Proxy-servers en andere methodes.

Promotie
Je kunt er van uitgaan dat al die prachtige informatie die we geselecteerd, ontsloten en beschikbaargesteld hebben zichzelf verkoopt, maar in de praktijk heeft ieder product baat bij een goede promotie. Die promotie begint bij het aantrekkelijk presenteren van de collectie. In de bibliotheek gaat dat vooral goed met de fysieke collectie, maar kan je door bijvoorbeeld narrowcasting ook de digitale collectie onder de aandacht brengen. De website van de bibliotheek leent zich goed voor het onder de aandacht brengen van de digitale informatie, maar daar kan je juist door het leggen van een link naar de fysieke collectie je klanten weer verrassen. In beide gevallen is het belangrijk uit te gaan van de interesses van je bezoeker, en die bezoeker door een aantrekkelijke presentatie te verleiden tot het gebruik van meer dan hij van tevoren gedacht had. In het geval van de bibliotheek niet om financieel winst te maken, maar om inhoudelijke winst te boeken in het vervullen van je rol als betrouwbare poort tot informatie.

Ondersteunen van klanten
Vanouds heeft de bibliotheek een inlichtingenbureau waar je met je vragen terecht kan. Dat inlichtingenbureau vervulde een belangrijke rol bij het ondersteunen van klanten in het vinden van informatie. Die inlichtingenfunctie is de afgelopen jaren sterk aan verandering onderhevig geweest. Enerzijds zijn er een aantal varianten aan toegevoegd (bibliofoon, al@din, ibi, een twitteraccount, meedoen met www.goedevraag.nl ) anderzijds zie je in kleinere bibliotheken minder vaak een inlichtingenbureau. De inlichtingenfunctie wordt soms door meer mobiele medewerkers (WIMmers) uitgevoerd. De rol van de bibliothecaris lijkt ook te verschuiven van degene die het boek weet te vinden, via degene die het antwoord weet te vinden naar degene die jou kan helpen zelf de informatie die je nodig hebt te vinden (Mediawijsheid).

maandag 8 maart 2010

AquaBrowser


Den Bosch 2009 13
Originally uploaded by westher
Hoe is het eigenlijk met de AquaBrowser? In diverse bewoordingen is me dat de laatste weken wel een keer of vier gevraagd. Kennelijk is het tijd om daar weer eens wat over te laten horen.

De eerste vraag is over welke AquaBrowser je het eigenlijk hebt. Ik beheer de provinciale AquaBrowser voor Noord- en Zuid-Holland, maar er zijn alleen al in Nederland een landelijke AquaBrowser, 11 provinciale AquaBrowsers en tientallen lokale AquaBrowsers. Die veelheid maakt het meteen ingewikkeld. Mark Deckers pleitte laatst voor 1 AquaBrowser voor heel Nederland. Dat zou het landschap al een stuk overzichtelijker maken, denk ik. Maar zo ver is het nog niet.

Voorlopig hebben we de landelijke AquaBrowser. Die is bedoeld als uniforme ingang, en werd tot begin dit jaar door de VOB en Medialab als ontwikkelplatform gebruikt. Nieuwe content en functionaliteit kwamen eerst beschikbaar op http://zoeken.bibliotheek.nl en waren vervolgens beschikbaar voor alle andere Nederlandse AquaBrowsers. Ik weet niet zeker wie er nu verantwoordelijk is voor de landelijke AquaBrowser (ik veronderstel de Stichting Bibliotheek.nl) en of er nog doorontwikkeld wordt op het gebied van content en functionaliteit. Ik weet wel tamelijk zeker dat er op het moment niet gecommuniceerd wordt over die eventuele doorontwikkeling. Dat maakt het moeilijk om in te schatten wat er al dan niet landelijk ontwikkeld wordt.

En we hebben de provinciale AquaBrowsers, bijvoorbeeld www.hollandnet.nl. Een opvallend verschil tussen de landelijke AquaBrowser en (een deel van) de provinciale is dat provinciale AquaBrowsers niet alleen digitale content en titelbeschrijvingen bevatten, maar ook beschikbaarheidsinformatie. Ze zijn daarmee, in tegenstelling tot de landelijke AquaBrowser, bruikbaar als catalogus.

De provinciale AquaBrowser van Noord- en Zuid-Holland bevat veel informatie:
- de catalogi van alle openbare bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland (17 systemen van 5 verschillende leveranciers)
- aanvullende titels uit het titelbestand van bibliotheek.nl en muziekweb
- artikelen uit 7 landelijke kranten en 6 opiniebladen
- Vragen uit de kennisbank van al@din en links uit Davindi+ en de G!ds
- informatie van de Consumentenbond, Keesings Historisch Archief, Cinema.nl en de Digitale Noord-Hollandse Atlas
- uitgaansinformatie van het UITburo Amsterdam en Uit-in-Noord-Holland

De complete provinciale collectie wordt opgenomen. Daarnaast wordt een zo groot mogelijk gedeelte van de landelijk ingekochte digitale content ontsloten. In een aantal gevallen (met name bij de informatie die van NBD|Biblion wordt gekocht) is dat niet mogelijk omdat er geen koppelvlak met de AquaBrowser gerealiseerd is. Uit het provinciale budget worden koppelingen gerealiseerd met informatie op het gebied van media (boeken, films, muziek, games) en op het gebied van kunst & cultuur (uitgaan, erfgoed, kunst). De leveranciers van die informatie werken soms op provinciaal of regionaal niveau (als het om erfgoed gaat) maar ook vaak op landelijk niveau. Het uitgangspunt is dat de content een verrijking van de catalogus biedt voor inwoners van Noord- en Zuid-Holland. En we werken bij voorkeur samen met partijen die zelf ook belang hebben bij het beschikbaar stellen van hun informatie. Daardoor hoeven we niet voor de geleverde informatie te betalen, maar alleen de kosten te dragen voor het ontsluiten van die informatie in de AquaBrowser.

En naast provinciale AquaBrowsers zijn er lokale. Soms als losstaande applicaties, maar steeds vaker als lokale skin op de provinciale AquaBrowser. Recent zijn bijvoorbeeld de bibliotheken Bollenstreek, Haarlem en omstreken en Zuid-Holland Zuidoost overgegaan op een lokale AquaBrowserskin.

Die lokale skins bieden een compleet titelaanbod op basis van de landelijke en provinciale titelbestanden, maar laten in hun presentatie en ranking de lokale collectie extra opvallen. Niet zozeer omdat van die bibliotheken alleen de eigen collectie uitgeleend mag worden, maar vooral omdat een lokaal beschikbaar, niet uitgeleend exemplaar nu eenmaal veel sneller geleend kan worden dan een exemplaar dat eerst uit een andere vestiging of bibliotheek opgestuurd moet worden. Door de integratie van Zoek&Boek bieden deze catalogi ook een prima toegang tot de collectie van het netwerk van bibliotheken. En doordat deze skins een eigen header (kop) hebben integreren ze goed met de functionaliteit van de website van de bibliotheek.

En gaat de ontwikkeling van de AquaBrowser nog door dit jaar? Ja. Er is in elk geval vanuit het provinciaal collectieplan van Noord-Holland budget beschikbaar om de AquaBrowser in te zetten voor een ‘uniforme toegang tot de netwerkcollectie’. Dat budget is niet voldoende om voor elke basisbibliotheek een eigen skin te ontwikkelen, maar geeft wel de ruimte om te experimenteren met hoe je de (provinciale) catalogus kunt gebruiken om het gebruik van de netwerkcollectie te stimuleren. Daarover schreef ik al eerder. Er is ook budget om de startpagina van de provinciale AquaBrowser rijker te maken, waarbij natuurlijk de toepasbaarheid in lokale bibliotheken vooropstaat. (Ik droom van een bron van inspiratie zoals in Brugge). En er is budget om extra bestanden te koppelen. Daarmee zal de rol van de provinciale AquaBrowser als verzamelplaats voor content op het gebied van erfgoed meer body gaan krijgen. Dan kan ook de subset over erfgoed ingezet gaan worden als digitaal HIP.

zondag 21 februari 2010

Collectieprofielen voor dummies

Omdat ik dit jaar vooral met de informatieve functie van de bibliotheek bezig ben heb ik weinig tijd over om collectieprofielen te maken. In theorie vind ik dat prima, ik maak al een jaar of 8 collectieprofielen, dus het is hoog tijd voor iets anders. Maar in de praktijk is loslaten een stuk ingewikkelder. Vooral omdat veel bibliothecarissen worstelen met het maken van collectieprofielen.

Een collectieprofiel maken is helemaal niet zo moeilijk. Het is alleen een kwestie van logisch nadenken en keuzes maken. Logisch nadenken kan ik goed, en het is de bibliotheek die de keuzes moet maken. Misschien dat het voor iemand die niet weet hoe hij moet beginnen toch niet zo heel makkelijk is.

Het opstellen van een collectieprofiel doe je in 3 stappen:
- Je meet wat voor collectie je nu hebt en hoe die gebruikt wordt.
- Je bepaalt op basis van missie en visie, afspraken in het netwerk, certificeringsnormen of gebruikersbehoeftes wat voor collectie je zou willen hebben.
- Je zet een traject uit om van de huidige naar de gewenste situatie te komen, binnen de randvoorwaarden die gelden (zoals aanbod aan nieuwe titels en budget).

Meten
Deze stap klinkt eenvoudig, maar geeft in de praktijk grote moeilijkheden. Het soort gegevens dat je nodig hebt is wel ongeveer duidelijk. Als je van een onderdeel van de collectie weet hoe groot het bezit is, hoe actueel dat bezit is en hoe vaak het in een jaar tijd geleend is kom je een heel eind. Je kunt dan bijvoorbeeld het uitleengemiddelde of de usefactor van het collectieonderdeel bepalen, en het vergelijken met de collecties van andere bibliotheken of normen.
Alleen is er geen eenduidige manier om de collectie in onderdelen op te splitsen. Ja, materiaal voor volwassenen en materiaal voor de jeugd zijn gesplitst, maar ga je vervolgens kijken naar materiaalsoort (boeken vs AVM) of functie (fictie vs non-fictie) of verdeel je eerst verder op doelgroep zoals in het retailconcept gebeurt (verdieping, beleving, ontspanning, kids, jeugd, jong). Dat is lastig voor het onderling vergelijken van bibliotheekcollecties en voor het ontwikkelen van een uniforme werkwijze.
Binnen ProBiblio proberen we een collectiemonitor te ontwikkelen die voor retail-bibliotheken een bruikbare indelen geeft, en met wat herschikken van groepen ook voor andere bibliotheken veel bruikbare informatie geeft. Tot die tijd is het voor de collectie van 1 vestiging het meest logisch om aan te sluiten bij de manier waarop het materiaal in de kasten geclusterd is. Idealiter is dat ook de manier waarop het materiaal in de geautomatiseerde catalogus geclusterd is. Je meetniveau wordt dan dus de sublocatie of kast (Bicat).

Kiezen
Vervolgens maak je keuzes in hoe je collectie er uit zou moeten zien. Je bepaalt wat de gewenste collectieomvang is, uit welke onderdelen je collectie zou moeten bestaan, hoe vraag- of aanbodgericht je wilt zijn.
De totale collectieomvang werd in het verleden (in de tijd van het paarse boekje) bepaald op basis van landelijke normen. Die landelijk vastgestelde normen gelden niet meer, maar nog steeds is het normeren van de collectieomvang vrij gebruikelijk. Je collectie is dan bijvoorbeeld 2 banden per inwoner of 6 banden per lener groot. Je zou ook op basis van het rendement kunnen normeren, en zeggen dat de collectieomvang in banden 1/6 van het aantal uitleningen per jaar is. Ik ben persoonlijk een voorstander van normeren op basis van het inwonertal. Als je je collectieomvang koppelt aan het succes dat je in het verleden behaald hebt (aantallen leden of uitleningen) loop je het risico in een neerwaartse spiraal terecht te komen.
Hoe groot de afzonderlijke delen van de collectie moeten zijn werd in het verleden op basis van vaste verhoudingen bepaald 60% volwassenen, 40% jeugd bijvoorbeeld, of 55% fictie en 45% non-fictie. Tegenwoordig wordt veel meer naar het relatieve gebruik gekeken. De meest uitgesproken vorm daarvan is de methode die door retailbibliotheken gebruikt wordt en waarbij in principe 100% vraaggestuurd gecollectioneerd wordt. Dat betekent dat de omvang van de collectie in balans moet zijn met hoeveel er geleend wordt. Je streeft dan voor alle collectieonderdelen naar een gelijk uitleengemiddelde en een use factor van 1. Het effect op de collectie van deze methode is meestal een krimp van de collectie voor volwassenen en de non-fictiecollectie ten faveure van de jeugd en de fictie.
Een andere methode (bekend als RCB, maar ook in andere varianten toegepast) vergelijkt collectieonderdelen niet binnen de eigen collectie, maar met andere bibliotheken. In die methode wordt op basis van een groep vergelijkbare bibliotheken een soort norm ontwikkeld, die vervolgens op de eigen collectie toegepast wordt. Die norm is niet voor alle collectieonderdelen gelijk. Collecties die het overal slecht doen worden minder streng genormeerd dan collecties die het overal goed doen. Ook deze methode heeft tot effect dat de collectie vraaggerichter wordt, maar in dit geval blijven collectieonderdelen die weinig geleend worden maar door de meeste bibliotheken toch gecollectioneerd worden in stand.
Daarnaast is er de aanbodgerichte methode, de methode waarbij je een deel van de nieuw uitkomende titels koopt, ongeacht of er vraag naar is. Soms gebeurt dat met het idee dat ‘je toch iets moet hebben over …’, soms omdat binnen de basisbibliotheek of in het netwerk is afgesproken dat jouw vestiging verantwoordelijk is voor het collectioneren van dat specifieke collectieonderdeel.
Naast de omvang en samenstelling van de collectie is de actualiteit een belangrijke factor. Volgens de certificeringsnormen moet een openbare bibliotheek ieder jaar minimaal 10% van zijn collectie verversen, maar in de praktijk zijn bepaalde materialen al lang voor ze 10 jaar oud zijn gedateerd of stuk.

Plannen
En vervolgens zet je een traject uit om van de huidige naar de gewenste situatie te komen. Hoe snel dat gaat hangt in hoge mate af van hoe ruim je budget is. Een vrij eenvoudige rekensom geeft je daar een indruk van. Als je streeft naar een collectie van 2 banden per inwoner, die je met 10% per jaar ververst, en als je uitgaat van een gemiddelde bandprijs van € 15,- moet je in 10 jaar tijd 2 x € 15,- = € 30,- per inwoner uitgeven. Je hebt dan dus jaarlijks ongeveer € 3,- per inwoner nodig. Alles wat je extra hebt kan je inzetten om sneller bij te sturen, of voor korte tijd extra exemplaren van populaire titels aan te schaffen.
In de praktijk begin je je plan met jaarlijks 10% (of meer, als je daar voor dat collectieonderdeel voor gekozen hebt) van je gewenste bezit aan te schaffen. Het budget dat je dan nog over hebt gebruik je om collectieonderdelen die moeten groeien naar de gewenste grootte te brengen. De eerste keren dat je een collectieprofiel opstelt zal je dat niet in 1 jaar voor elkaar krijgen en zul je je inhaalslag of over meerdere jaren moeten verdelen, of moeten richten op de collectieonderdelen waarin de discrepantie met de gewenste situatie het grootst is. Naarmate je in je collectievorming directer stuurt zul je steeds minder budget nodig hebben voor het bijsturen van je collectiesamenstelling en zul je budget overhouden om de actualiteit van je collectie verder te vergroten.

Zie je wel, simpel toch ;-)

zondag 7 februari 2010

Netwerk


Netwerk
Originally uploaded by westher
Ahum, iedere week bloggen is nog niet zo eenvoudig. Ik heb best belangwekkende smoezen hoor! Ik had het heel druk met het opstellen van retail-collectieprofielen en ik geef aan de GO het vak Organisatie en Beheer van het Informatieaanbod. Daarnaast ben ik vooral bezig geweest om helder te krijgen wat eigenlijk mijn opdracht is, hoeveel uren ik er voor heb, hoeveel geld er beschikbaar is en wat er niet binnen mijn project maar in het reguliere werk valt … En dat is nou eenmaal niet het meest pakkende onderwerp om over te schrijven. Maar dat zijn natuurlijk allemaal smoezen. Als je vindt dat communicatie zo belangrijk is moet je ook communiceren dat het even niet zo hard gaat.

Mijn PID (project initiatie document) heb ik inmiddels ingeleverd, maar dat wil niet zeggen dat de contouren van mijn project al helemaal vastliggen. Deze week diende zich bijvoorbeeld nog een aanvulling aan.

Uit het budget voor 2009 voor het provinciaal collectieplan van de provincie Noord-Holland was geld overgebleven. Hoe dat kwam ben ik even kwijt, ik geloof dat er provinciale achtergrondcollecties opgebouwd zouden worden, waarvoor meer budget was toegekend dan er aanbod aan nieuwe titels was. Bij de bespreking daarover in de SOOB stelde een van de aanwezigen voor het overgebleven geld in te zetten om het gebruik van de AquaBrowser in de provincie Noord-Holland te bevorderen. En vervolgens was mijn project opeens een bedrag van € 40.000 rijker, in te zetten voor de promotie van de provinciale AquaBrowser.

Leuk natuurlijk, extra budget, maar in dit geval weegt de verantwoordelijkheid best zwaar. Want de directeur die voorstelde om de provinciale ABL te promoten heeft zelf al een eigen skin laten ontwikkelen, hij gelooft in het nut van een provinciale catalogus en in het idee dat zoeken met een AquaBrowser voor veel mensen aantrekkelijker is dan zoeken in een klassieke catalogus. Maar met dat provinciale geld moet natuurlijk iets ontwikkeld worden waar alle bibliotheken en/of alle bibliotheekgebruikers in Noord-Holland van profiteren.

En dan wordt het ingewikkeld. Want een aantal bibliotheken heeft liever dat hun klanten eerst in de eigen collectie van de basisbibliotheek kijken, en dat ze pas als in de collectie van de eigen bibliotheek onvoldoende materiaal aanwezig is overwegen om het materiaal van elders te laten komen. Terwijl andere bibliotheken een eigen versie van de provinciale catalogus hebben laten maken, en ze dus in hun eigen catalogus de hele provinciale collectie al ontsloten hebben.

Het promoten van de provinciale AquaBrowser is in dit geval dus niet het promoten van de website waarop je de catalogus kunt vinden, maar meer het promoten van een idee of concept. Een concept dat per bibliotheek op een verschillende manier ervaren wordt en waar per bibliotheek op een eigen manier een concrete vertaling van gemaakt is. Wat die € 40.000 ook gaat opleveren, het is geen folder of button die je naar een vaste website stuurt.

Gelukkig wordt het meestal ook wel interessant, als het ingewikkeld wordt. Zou het mogelijk zijn om een promotiecampagne te ontwikkelen, niet zozeer voor de provinciale catalogus (die volgens mij alleen het middel is) maar voor de provinciale collectie? Wat zou er dan gepromoot moeten worden? En hoe zou je dat aan kunnen pakken?

Als je eindgebruikers wilt laten profiteren van de provinciale collectie is het volgens mij belangrijk om de vraag “What’s in it for me?” te beantwoorden. Wat heeft de eindgebruiker eigenlijk aan die provinciale collectie? Daar kan je vast ook een jaar over discussiëren, maar volgens mij kom je een heel eind met ideeën in de richting van niche-markten en the long tail. Het mooie aan de provinciale collectie is dat alle bibliotheken van Noord-Holland gezamenlijk een veel gevarieerder collectie kunnen opbouwen en beschikbaarstellen dan alle afzonderlijke vestigingen en basisbibliotheken. Dankzij het provinciale netwerk kunnen dorps- en wijkbibliotheken zich concentreren op retailprincipes om hun lokale collectie zo op te bouwen dat hij perfect aan de lokale vraag voldoet, terwijl het netwerk de vervulling van de minder gangbare informatiebehoefte mogelijk maakt.

Als dat idee klopt is het volgens mij een goed idee om je bij je promotie te richten op die delen van het informatieaanbod waar lokaal wel vraag naar is, maar waarop het aanbod moeilijk lokaal geregeld kan worden. Als het goed is zijn dat ook de onderwerpen die in het provinciaal collectieplan als eerste aangepakt worden. Voor die onderwerpen zou je vervolgens op papier en digitaal een wervend verhaal moeten kunnen houden, waarin je aangeeft hoe je als lokale eindgebruiker kunt profiteren van het provinciale aanbod. Dat doe je, lijkt me, door een aantrekkelijk beeld te geven van het materiaal dat in de provincie beschikbaar is rond een onderwerp (of genre, of taal, of wat voor kenmerk dan ook) en vervolgens aan te geven hoe de bibliotheekgebruiker dat materiaal kan bemachtigen.

En dan promoot je dus zowel de provinciale collectie als de provinciale catalogus. Maar ook Zoek&Boek en het bibliotheekpaspoort als manieren om het materiaal echt in handen te krijgen. Want voor de moderne bibliotheekgebruiker gaan ‘discovery’ en ‘delivery’ hand in hand.

zondag 17 januari 2010

Informatiedienstverlening


Corbin Cemetery gate
Originally uploaded by mr.thalweg
Ik heb mijn project inmiddels van een naam voorzien. Het gaat “Informatie- dienstverlening 2010” heten. Informatie- dienstverlening omdat het betrekking heeft op de informatieve functie van de bibliotheek, en 2010 omdat dit project alleen betrekking heeft op 2010, maar ik verwacht dat er in 2011 een vervolgproject van 1 - 3 jaar gaat komen.

Een flink deel van 2010 wil ik gebruiken om grondig uit te zoeken hoe het er nu eigenlijk voorstaat met de informatieve functie van de bibliotheek. Ik heb me tot nu toe wel met deelgebieden bezig gehouden (informatieve collectie, AquaBrowser, al@din) maar heb sterk de behoefte overzicht te hebben over wat er speelt in het brede gebied van de informatie.

Ik begin dan ook met te inventariseren wat er door anderen op dit gebied ondernomen wordt. De projectgroep bibliotheekinnovatie is met van alles bezig, bij de in december gehonoreerde projecten zitten er die raakvlakken met de informatieve functie hebben, en ook los van de landelijke ontwikkelingen zijn bij de diverse PSO’s en basisbibliotheken vast allerlei projecten gaande. En wat een ander al doet hoef ik niet meer over te doen. Wat mij betreft is de kunst om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij wat er al gebeurt.

In die eerste fase wil ik ook een goed beeld krijgen van wat de bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland eigenlijk willen met hun informatiedienstverlening. Zien zij nog een rol voor bibliotheken, of kan Google dat eigenlijk veel beter dan wij? En als onze klanten maar zelden om informatie komen vragen, moeten wij er dan wel in investeren? Jullie begrijpen dat ik wel degelijk geloof dat er behoefte is aan betrouwbare informatie en geïnformeerde burgers, en dat de openbare bibliotheek daarin een belangrijke rol kan spelen. Maar als ik de enige ben kan ik volop leuke plannen smeden, maar krijg ik daar waarschijnlijk geen bibliotheek van overtuigd.

Ook wil ik weten aan welke informatie Nederlanders behoefte hebben. Zijn ze nieuwsgierig naar de laatste societyroddels, willen ze goed voorbereid op vakantie, willen ze af en toe iets opzoeken voor hun werk, willen ze alles over schrijvers en boeken weten? En willen ze die informatie liefst in een boek, lekker uit een tijdschrift, handig via internet? Wat willen ze eigenlijk dat de bibliotheek via hun I-Phone of Android beschikbaar stelt? En maakt het daarbij uit of ze lid van de bibliotheek zijn of niet, of ze een welvarende genieter of een dynamisch gezin zijn, of ze 25 zijn of 85?

En tot slot wil ik weten hoe de processen die met informatie- dienstverlening te maken hebben in elkaar zitten. Hoe wordt het beantwoorden van vragen georganiseerd, welke processen leiden er tot de opbouw van een informatieve collectie, wat doet een bibliotheek om de collectie te ontsluiten (dus informatie over die collectie aan de klanten ter beschikking te stellen).

Met al deze vragen verwacht ik tot na de zomer zoet te zijn. Als ik al deze informatie bij elkaar heb weet ik wat er te weten valt over de informatieve functie van openbare bibliotheken. En dan ga ik aan het werk om de informatiedienstverlening van bibliotheken te verbeteren. Samen met bibliotheken die die behoefte ook hebben. Dan definiëren we de producten waaruit de informatiedienstverlening van openbare bibliotheken bestaat. We bepalen welke producten als eerste in zogenaamde formules uitgewerkt gaan worden. En we gaan aan de slag met alle kennis die verzameld is.

Waarschijnlijk zullen dit jaar twee formules afgerond worden. Ten eerste de formule “Informatiebemiddeling” waarin een aantal opties uitgewerkt wordt voor het beantwoorden van vragen (deze formule is m.i. de urgentste, vanwege de onzekere toekomst van al@din en de Hollandse aanvulling Ibi). Ten tweede de formule “Informatieve collectie” die gaat beschrijven hoe de fysieke en digitale collectie van verschillende soorten bibliotheken er uit ziet (daarvoor wordt dit jaar al veel onderzoek in het kader van het provinciaal collectieplan gedaan).

Daarnaast wordt dit jaar de prioritering van de ontwikkeling van andere formules rond de informatiedienstverlening vastgesteld. Die formules zullen vanaf 2011 in een vervolgproject verder uitgewerkt worden.

zaterdag 9 januari 2010

Projectleider

ProBiblio is gereorganiseerd. Of misschien moet ik zeggen dat ProBiblio gereorganiseerd wordt, want hoe de nieuwe organisatie er uit ziet is mij nog niet helemaal duidelijk. In grote lijnen weet ik het wel. Er zijn 3 units, Ontwikkeling, Marketing en Operations.

Marketing wordt de spil van de organisatie. Alle producten en plannen moeten in het vervolg door de unit marketing gescreend worden, om te verzekeren dat we geen producten aanbieden waar onze klanten niet op zitten te wachten.

Operations is de unit waarin het reguliere werk wordt uitgevoerd. Alles wat we al deden zit in de unit operations, en ook bijna al het personeel zit in die unit. Vanuit operations worden mensen ‘uitgeleend’ aan de unit ontwikkeling. Geen idee wat daar de officiële term binnen de organisatie voor wordt, maar het idee is dat je een baan hebt binnen de unit operations en dat je van daaruit een rol kunt krijgen binnen ontwikkeling. Ik heb een rol in de unit ontwikkeling; de rol van projectleider.

De unit ontwikkeling houdt zich bezig met de programmalijnen. Dat zijn de vier pijlers waarop zich binnen ProBiblio ontwikkeling gaat afspelen. Die pijlers zijn Marketing, HRM, ICT en Inhoud. Ik ben even kwijt hoe de programmalijn Inhoud officieel heet, maar het is de grootste programmalijn, die zich met de bibliotheekinhoudelijke ontwikkeling bezig houdt. Die programmalijn is verdeeld in drie deelprogrammalijnen: Educatie, Lezen en Informatie.

ProBiblio is overigens niet de enige die zich in 2010 gaat ontwikkelen. De programmalijnen gaan sterk vraaggestuurd werken. In principe ontwikkelen we alleen dat waar openbare bibliotheken en hun klanten echt op zitten te wachten. Om dat te borgen zijn er op diverse niveaus gremia om de unit ontwikkeling en de afzonderlijke programmalijnen aan te sturen. In die gremia zullen vooral veel directeuren en inhoudelijke specialisten uit de Hollandse basisbibliotheken vertegenwoordigd zijn.

En om helemaal zeker te weten dat wat we bij ProBiblio verzinnen ook echt bruikbaar is in de praktijk doen we alles in co-creatie. Bij alle projecten worden bibliotheken ingeschakeld, om zo vroeg mogelijk draagvlak voor de projecten te creëren, om tijdens de projecten input vanuit de praktijk te leveren, en om als eerste de vruchten van de ontwikkelingen te kunnen plukken.

Ik ga projecten doen binnen de deelprogrammalijn Informatie. Ik heb tot 25 januari de tijd om een Project Initiatie Document te schrijven (dat is een projectplan, in Prince 2-speak). Ik weet wel een beetje waar het over moet gaan, maar nog niet precies. De steekwoorden die ik heb zijn AquaBrowser, Ibi (de Noord-Hollandse webvariant van al@din), Contentvijver en Informatiefunctie.

Op zich een wat riskante business, om vraaggestuurd te gaan werken binnen het thema Informatie. Want zien openbare bibliotheken nog wel een functie voor zichzelf als het gaat om het informeren van de burger? Bibliothecarissen zijn toch helemaal geen experts, dus ze kunnen toch helemaal geen vragen beantwoorden? Best een uitdaging dus, om met dat thema aan de slag te gaan.

Ik zie zelf wel een rol voor de bibliotheek als het gaat om informatie. En één ding heb ik me al wel voorgenomen, dat de rol van de bibliothecaris als informatiebemiddelaar weer wat duidelijker neergezet moet worden. Want bibliothecarissen zijn geen experts, maar zijn wel heel goed in staat om de vraag van een leek te beantwoorden met behulp van informatie van experts. En volgens mij is er in deze tijd van information overload juist heel erg behoefte aan zo’n informatiebemiddelaar.

Omdat mijn project geen eenmans kruistocht moet worden, maar zo veel mogelijk aan moet sluiten bij de behoeftes van bibliotheken en de ontwikkelingen op landelijk niveau en in de andere provincies heb ik me voorgenomen weer te gaan bloggen over waar ik mee bezig ben. Ik hoop af en toe reacties te krijgen, zodat ik kan toetsen of ik op de goede weg ben. Hopelijk geeft dit nieuwe project me weer voldoende structuur om de draad te kunnen oppakken en geregeld een bericht te schrijven. Dit is in elk geval al een eerste begin.